Tot het einde

Als thuishulp stap je in het leven van je cliënten. Met een lach en een traan. En in je hand de stofzuiger. Lees en leef mee met onze zeer gewaardeerde collega's. In gesprek met Daniëlle Donck.

“Cliënten? Ik werk bij ze, maar zie ze als zoveel meer dan dat. Over hun achternamen moet ik nadenken, want die gebruik ik nooit. We kennen elkaar goed, ook op persoonlijk vlak. Ik zou ook niet anders willen, want je vraagt toch hoe het gaat met de kinderen, gezondheid of andere dingen? Wat begint als ‘slechts’ werk, wordt vanzelf grootser dan dat. Zo ging het ook met Marianne*. 

Het is een raar besef dat je bij iemand blijft werken tot diegene overlijdt. Afgelopen jaar heb ik drie cliënten verloren. Dorine was de eerste, op 6 februari. Haar heb ik gevonden toen ze onverwacht was overleden. Ik was zo verdrietig. Op 19 december was Aart de laatste die in 2023 overleed. Ik had zo’n leuke band met hem, terwijl hij niet echt gemakkelijk was. Hij had niemand. En op 1 mei overleed Marianne.” 

Even schiet Daniëlle vol. We spreken elkaar op een druilerige maandagmiddag, in het vrijwel lege lunchcafé van het Tzorg-hoofdkantoor in Uden. Samen aan de thee. We hebben het over de laatste momenten tussen Marianne en haar. Persoonlijk. Warm. 

“Het is moeilijk om iemand achteruit te zien gaan. Het begon met een bultje op haar hoofd. Dat had ze per toeval ontdekt, vertelde ze, toen haar zus haar haren knipte. Het bleek kanker te zijn en langzaam ging ze achteruit. Maar ze klaagde nooit en bleef positief. Altijd. Het huishouden viel haar en haar man zwaar, mede vanwege zijn rugklachten en vanaf dat moment kwam ik om de week om te helpen. 

We hadden het over van alles. Ik leerde haar steeds beter kennen. Marianne vertelde over de kinderen en kleinkinderen. En over de onderzoeken. ‘Volgende week als je komt,’ zei ze, ‘dan weet ik de uitslag van mijn onderzoek.’ Ik keek er tegenop. Want wat zeg je als het een slecht bericht is? Die vrijdag kwam ik daar. Ze lachte. ‘De uitslag is goed!’ Toen hebben we samen gehuild. 

Op een gegeven moment ging het best hard. Marianne probeerde nog zoveel mogelijk te doen, vooral voor anderen. Terwijl ze door de chemo geen nagels meer had, naaide ze een paaszakje voor mijn jongste. Dat koester ik nog steeds. Marianne bereidde zich ook voor op de dood. Zonder anderen daarmee te belasten, maar wij hadden het er samen wel over. Ze wilde alles netjes achterlaten, ruimde de kelder op, regelde nieuwe gordijnen en een nieuw bed voor de slaapkamer. Voor Kees, voor straks. 

Op een dag was ik aan het stofzuigen en lag ze boven in bed. Ze kon niet zitten van de pijn. ‘Daantje,’ riep ze. ‘Wil je wat voor mij doen?’ Daar hoefde ik niet over na te denken. ‘Wil je de stofzuiger uitdoen en even bij mij komen zitten?’ We kletsten wat. Haar dochter kwam er ook bij. Het voelde voor mij als een eer. 

Als je kan helpen, dan doe je dat toch? Voor Daniëlle is dit totaal vanzelfsprekend. Zonder (voor)oordeel over wie of wat iemand is. Geen kapsones of veinzerijen. Er zijn voor de ander en aanpakken. Wat een toewijding. Dit is geen thuishulp, maar eerste hulp bij menszijn. 

“Wat heeft ze een pijn gehad in die laatste fase. De dood kwam als een verlossing. Sinds haar overlijden help ik Kees nog steeds in huis en hij laat mij soms foto’s zien van hoe ze was. Voordat ze ziek werd. Acht maanden na haar overlijden was ik bij hem aan het werk toen er tijdens het stofzuigen een kraaltje onder de bank vandaan rolde. Op het kraaltje stond de letter M. We keken elkaar aan, Kees en ik. Zie je wel, lachten we, ze is er nog. Dit soort momenten zal ik nooit vergeten. Het is mijn werk, maar ook weer niet. Het is zoveel meer dan dat.” 

*In verband met de privacy van onze cliënten zijn fictieve voornamen gebruikt. 

Gerelateerde berichten